Waar bestaat vuurwerk uit
Buskruit is een hoofdbestanddeel in vuurwerk en is een mengsel van kaliumnitraat(KNO3), koolstof (C) en zwavel (S). Buskruit wordt vermengd met diverse hulpstoffen voor de bijzondere effecten en kleuren.
Kleuren
Door toevoeging van bepaalde chemicaliën (metalen) krijgt vuurwerk zo zijn speciale kleuren. Een overzicht van de meest voorkomende (basis)kleuren.
- Calcium = Oranje/Rood
- Strontium = Rood
- Koper = Blauw
- Barium = Groen
- Natrium = Oranje/Geel
- IJzer = Goudkleur
- Titanium, aluminum of magnesium = Wit
Andere effecten
Kleur is uiteraard niet alles. Weer andere toevoegingen / chemicaliën zijn nodig voor speciale vuurwerkeffecten
- Sulfaten: voor glitter effecten
- Chlooraten: voor knal effecten
- Carbonaten: voor glitter effect bij hele hoge temperaturen (indien de temperaturen zo hoog zijn dat sulfaten niet meer werken).
- Nitraten: voor een zeer fel licht effect. Zo geeft bijvoorbeeld strontiumnitraat dus een fel rode kleur.
- Figuren in de lucht: De figuren die in de lucht ontstaan worden bepaald door de wijze waarop het ‘kruit’ in de huls is verpakt. Door de wijze van inpakken kunnen diverse effecten worden gecreëerd, van palmvormig, tot ring en bol. Het kruit wordt als bolletjes samengeperst. Deze bolletjes worden vervolgens op hun beurt in het gewenste patroon verpakt in zogenaamde ‘shells’ binnen de vuurwerkhuls. Dit patroon bepaalt hoe het vuurwerk zich in de lucht zal ontplooien.
Hoe werkt vuurwerk?
In vuurwerk zit het buskruit (sas) mengsel in een houder geperst (houder van stijfsel karton). Door het ontsteken van de buskruit onder in de pijl ontstaan hete gassen. Het hangt nu van het soort vuurwerk af wat het effect hiervan is.
Knalvuurwerk (rotjes)
Hierbij is de stevige koker gevuld met zwart buskruit die, op de opening van de lont na, aan beide zijden is afgesloten. Als het rotje wordt aangestoken ontstaat er in de koker een zo hoge druk dat deze explodeert en een zware knal veroorzaakt.
Vuurpijl
Bij een vuurpijl is in de stevige koker een centrale holte aangebracht. Deze loopt spits toe. Dit noemt men de venturi. Hierin is ook de lont aangebracht. Bij het afsteken worden de hete verbrandings-gassen (van de zogenaamde ‘drijflading’) door de venturi naar buiten gedreven. Door de kracht hiervan krijgt de vuurpijl voldoende stuwdruk om de pijl de lucht in te laten vliegen.
Op voldoende hoogte aangekomen ontbrand de zogenaamde ‘effectlading’ en ontstaat het mooie effect van het bekende siervuurwerk.